13 augustus 2013
Het was een mooi gezelschap dat op die plotseling regenachtige achternamiddag bijeenkwam in de tuinzaal van Atlas Contact. Nieuwe generatie zat naast oude generatie, grote uitgeverij naast kleine uitgeverij. Een betrekkelijk willekeurige doorsnee van uitgevend Nederland, zij het wel zeer gemotiveerd. Het onderwerp was: hoe redden we het korte verhaal? We waren het over een aantal dingen snel eens, dat waren de feiten: verhalenbundels verkopen nauwelijks. En: van officiële (lees: gesubsidieerde) zijde zou het heil niet komen. Maar dat was het dan eigenlijk wel. Want verkochten verhalenbundels niet doordat men veel minder las of doordat men geen verhalen meer las? Werd niet altijd al beweerd dat verhalen niet werden gelezen? Waren daardoor ook niet de literaire tijdschriften die als kweekvijvers en als ontdekkingsarena’s generatieslang dienst hadden gedaan, ter ziele gegaan? Of werden ze steeds minder gekocht/gelezen (er is een onderscheid, maar dat laat ik hier voor het gemak weg) doordat ze niet meer voor vol werden aangezien, omdat ze niet meer konden meedingen naar de grote Librisprijs? Erkende schrijvers hadden hun literaire maiden voyage dapper met verhalen en verhalenbundels ondernomen en daar eer van gehaald. Kon je als schrijver nog wel zo’n start maken? Werd er gezegd: NIET debuteren met verhalen alsjeblieft? En moesten we niet eigenlijk het korte verhaal propageren in plaats van een bundel? En ging het niet zozeer om het aanschaffen van het verhaal als eigenlijk om het lezen ervan? Moest niet het lezen van korte verhalen worden gestimuleerd?Alle vragen die ik mijzelf stelde toen ik voor Vrij Nederland elke week een kort verhaal koos, kwamen langs. Toen ik bij VN begon was ik geen verwoed korteverhalenlezer. Ik heb toen juist geleerd wat een grootse magie korte verhalen kunnen bevatten. Hoe het een totaal ander talent vergt dan een roman. Voor omtrekkende bewegingen is geen ruimte. Elk woord en elke zin moeten een geheide bouwsteen zijn en het cement zit er als een onzichtbare emulsie omheen, er is maar nauwelijks de vinger op te leggen. Sindsdien gebruik ik korte verhalen als ik lesgeef en iets duidelijk moet maken. Het komt nog steeds voor (we zijn alweer zes jaar verder) dat ik iemand aan de lijn krijg voor iets zakelijks, die dan aan het einde van het gesprek mij verwijtend vraagt waarom ik met die rubriek ben gestopt. Ja, heb je even?Wat ik van al die mensen en andere lezers heb geleerd, is dat de kunst van het duiden en begrijpen een verdwijnende kunst is. Ja, het klinkt aanmatigend en misschien wel arrogant, maar het is zo: begrijpend lezen en ik zeg niet eens ‘het begrijpend lezen van literatuur’, gewoon begrijpend lezen vinden veel mensen moeilijk. Lijnen zien, verbanden leggen, verwijzingen begrijpen, ironie waarderen, dubbele betekenissen aanvoelen: het moet als een geestelijk spel getraind worden en onderhouden. Net als bij elke sport of elk spel geldt: oefening baart kunst. Net als elke sport of elk spel kan het spannend en ontspannend zijn. Het kan je ontroeren of opwinden, wegvoeren of thuisbrengen. Bij sport, dans, muziek of zang vindt iedereen dat vanzelfsprekend. Bij lezen zegt men: dat kunnen we toch al? Zit daar niet de angel?
- lidewijde paris